Nieuw boodschappencentrum nodig?

9 december 2024

Nederland groeit. In zowel dorpen als steden worden nieuwe buurten en wijken toegevoegd. Dat vraagt om een ‘passend’ niveau van boodschappencentra met supermarkten. Maar wanneer is een ‘eigen’ boodschappencentrum nodig? Zijn er effecten op omliggende centra? En zo ja, hoe wegen we die af om tot een ideale toedeling van functies te komen?

Dit zijn veel gestelde vragen aan BRO vanuit zowel gemeenten als marktpartijen. Het afwegingskader helpt hierin! Het schema geeft een vereenvoudigd maar compleet beeld. Uiteraard blijft nuance en maatwerk per vraag en situatie nodig. Daarom lichten we eerst de beide vragen toe en dan de antwoorden.

1. Is er een nieuw boodschappencentrum nodig vanuit economisch draagvlak?

Doorgaans kiezen mensen het dichtstbijzijnde boodschappencentrum bij voorkeur dus in de eigen buurt. Een vaker gebruikte duimmaat is dat een reguliere supermarkt circa 4.000 a 5.000 ‘eigen’ inwoners nodig heeft in het verzorgingsgebied. Bij moderne supermarkten loopt dit door trends tegenwoordig op naar circa 7.500 inwoners. Er is echter geen harde ondergrens. Bijvoorbeeld in gemengde woonwerk-gebieden met veel passanten, is er een aanvullende behoefte (of omzetpotentieel).

2. Is er een nieuw boodschappencentrum nodig vanuit reistijd?

Hier gaat het om de reistijden vanuit de nieuwe buurten naar omliggende centra en of een gemeente dat acceptabel vindt. In dorpen en het landelijk gebied accepteert men langere reistijd. In grote steden zijn supermarkten vaak op loopafstand aanwezig. Gemeente Amsterdam hanteert een afstand van maximaal 750 meter naar een boodschappenvoorziening. Is de reistijd en -afstand in een ontwikkelgebied vele mate groter dan gemiddeld in de gemeente, dan is dat gebied onderbewinkeld en is een ‘passend’ niveau van voorzieningen nodig. Te weten: een bood-schappenvoorziening die qua omvang en omzetpotentie aansluit op het eigen verzorgingsgebied. Hiervoor doen we Distributie Planologisch Onderzoek (DPO), wat inzicht geeft in zowel de distributieve uitbreidingsruimte (ook wel: marktruimte) als effecten op omliggende centra.

BRO  brengt met GIS-analyses het eigen verzorgingsgebied van boodschappencentra en supermarkten in beeld, via reistijden en inwonertallen. Dat bepaalt de sterkte van het ‘eigen’ verzorgingsgebied (zie figuur 2) en helpt bij de gemotiveerde afweging wel of geen boodschappencentrum toe te voegen.

Figuur 2

Antwoord 2 keer ja = nieuw centrum toevoegen

In dat geval is een nieuw boodschappencentrum te motiveren vanuit de algemene doelen van detailhandelsbeleid. Wezenlijke omzeteffecten op andere boodschappencentra worden in beginsel niet verwacht, vanwege de ruime afstand, waardoor die centra eveneens een eigen verzorgingsgebied hebben. Wel gelden er randvoorwaarden bij realisatie (zie verderop).

Antwoord 2 keer nee = geen nieuw centrum toevoegen

In dat geval is er geen nieuwe boodschappenvoorziening nodig. Er is te weinig behoefte vanuit het eigen verzorgingsgebied en inwoners kunnen prima uitwijken naar bijliggende centra in de omgeving.

Alle tussenliggende opties = misschien nieuw centrum toevoegen

Veelal is sprake van grensgevallen. Bijvoorbeeld als een nieuwe buurt net te weinig inwoners telt (consumentendraagvlak) of als de afstand tot andere centra net wel, net niet te groot is. In zo’n geval is het alsnog mogelijk om een boodschappencentrum te realiseren, maar dit vraagt wel om een gedegen effectenanalyse op omliggende centra. Zijn de effecten beperkt? Prima. Zijn er wel effecten dan is een beleidsafweging nodig. Ontwikkeling en versterking van een nieuw toekomstbestendig centrum versus het verschralen van een ander centrum. Dit zijn gevoelige beleidskwesties, maar zijn, gelet op de toenemende verzadiging van het supermarktnetwerk, wel steeds vaker nodig in de boodschappenstructuur. Een andere optie is om een kleiner boodschappen-programma te realiseren. Bijvoorbeeld door bestaande voorzieningen te verplaatsen waardoor per saldo minder wordt toegevoegd of door kleinere winkels toe te voegen. Bijvoorbeeld door een reguliere supermarkt in te ruilen voor een versmarkt. Dat is soms werkbaar, maar BRO nuanceert dat een versmarkt niet dezelfde verzorgingsfunctie heeft als een supermarkt. Consumenten wijken dan alsnog uit naar elders. In beide gevallen gelden de volgende randvoorwaarden.

Randvoorwaarde: voldoet een locatie aan de ruimtelijke eisen?

Supermarktformules stellen specifieke locatie- en omgevingseisen. Bovendien zijn nieuwe supermarktpanden kostbaar. Een nieuwe supermarkt moet voldoende aantrekkelijk zijn voor de consument en voldoende groot zijn wil een marktpartij überhaupt investeren.

Randvoorwaarde: beste scenario, verplaatsing of nieuwvestiging?

  • Verplaatsing: veel huidige supermarkten en boodschappencentra  voldoen niet meer aan de eisen van de consument. Een modernisering en verplaatsing naar een ander marktgebied is denkbaar om toekomstbestendig te blijven. Een verplaatsing levert doorgaans minder omzeteffecten op voor andere aanbieders, dan een nieuwe speler. In gebieden met weinig marktruimte kan verplaatsing de voorkeur hebben. Belangrijke aandachtspunten  zijn eventuele ruimtelijke effecten op de achter te laten locatie én de (on)mogelijkheden als gemeente te sturen op formules vanuit het Didam-arrest.
  • Nieuwvestiging: In ontwikkelgebieden met ruime distributieve mogelijkheden is nieuwvestiging van een aanbieder haalbaar en dit is qua procedure vaak een eenvoudiger traject dan een verplaatser.
    Deel deze pagina
#

Meer weten over dit onderwerp?

Meer informatie?
Neem dan contact op met:
Daan Goos